Eredivisie-clubs dreigen om te vallen: 'Zijn net zo relevant als het theater'

3 mei 2020 om 09:15

Sjoerd Mossou vindt dat het verschil tussen een theater en een voetbalclub niet heel groot is. Toch ziet de columnist van het Algemeen Dagblad dat vele prominenten zich sterk maken voor financiële steun aan de cultuursector, terwijl een lobby voor het voetbal uitblijft.

'Deze week was Cornald Maas op de televisie. Gloedvol hield de presentator bij talkshow M weer een betoog voor de culturele sector, die zwaar noodlijdend is in coronatijd. Het toegezegde steunfonds van 300 miljoen euro is 'veel te weinig'', steekt Mossou van wal. Volgens hem gingen vele bekende Nederlanders Maas voor. 'Begrijp me goed: groot gelijk. Cultuur is wat ons bindt. Maar wat vaak vergeten wordt: sport, voetbal, is óók cultuur.'

Mossou wijst op de overeenkomsten, zoals het vermaken van het publiek. 'De spits van FC Groningen verdient best veel. Youp van 't Hek ook. De rechtsback van TOP Oss moet er een baantje bij nemen, net als de cabaretier in het dorpstheater van Wormer. Verschilletje: voetbalclubs krijgen hooguit gemeente­steun wanneer de nood aan de man is, theaters daarentegen krijgen structureel subsidies, vele miljoenen in totaal.'

Mossou benadrukt dat Nederlandse clubs dreigen om te vallen als er door de coronacrisis maandenlang geen publiek mag komen. 'Is dat erg? Nou, in relatieve zin wel, ja. FC Groningen, FC Emmen, NEC, NAC, Helmond Sport, Go Ahead Eagles en al die andere clubs: ze zijn voor het sociale en culturele leven in een stad ­minstens zo relevant als het plaatselijke theater of museum. Toch heb ik nog niet één Cornald Maas horen pleiten voor steun aan al die prachtige, bescheiden voetbalbolwerkjes.'

Dat wijt de columnist aan een imagoprobleem. 'Veel mensen denken serieus dat Memphis Depay de norm is, in plaats van Jan Paul van Hecke van NAC, of de reservekeeper van Fortuna Sittard. Als het voetbal niet heel snel zijn rotzooi bij elkaar pakt en als de sodemieter weet te bepleiten dat NEC minstens zo waardevol is als de Nijmeegse stadsschouwburg, is het te laat.'