Waarom Ten Hag slechts deels tevreden zal zijn over zijn Ajax-experiment

29 augustus 2019 om 11:45
Laatste update: 29 augustus 2019 om 11:46

Erik ten Hag waagde woensdagavond een sprong in het diepe door Ajax op liefst acht plekken te wijzigen voor de Champions League-return tegen APOEL Nicosia. Het resultaat (2-0) was naar wens, maar pakte het qua spel ook goed uit? Een analyse.

Door Ruud Bijnen

Erik ten Hag nam geen halve maatregelen voor de return in Amsterdam. Van de basiself die vorige week niet verder kwam dan een doelpuntloos gelijkspel, speelden slechts drie spelers op dezelfde plek: Andre Onana, Joël Veltman en Nicolás Tagliafico. Sergiño Dest verving Noussair Mazraoui op rechtsback en de absentie van Donny van de Beek zorgde voor de entree van Klaas-Jan Huntelaar in de spits. Dat betekende positiewisselingen voor Dusan Tadic (van spits naar links), Hakim Ziyech (van rechts naar nummer 10) en David Neres (van links naar rechts).

De meest opvallende wijzingen vonden plaats op het middenveld, waar Edson Àlvarez zijn basisdebuut maakte naast Lisandro Martínez, die van plek wisselde met Daley Blind. Kortom, Ten Hag legde nogal een puzzel. Tegen een verdedigend ingesteld team dat 5-4-1 speelt, is het in nagenoeg alle gevallen lastig een gaatje te vinden. Maar de Ajacieden maakten het zichzelf wel extra moeilijk op een aantal fronten. Voor deze analyse is gekeken naar drie belangrijke onderdelen waarbij het in de nieuwe samenstelling nog niet optimaal verliep: de veldbezetting, de manier van aanbieden voorin en de loopacties na omschakeling naar aanval

Het spel leek minder slordig dan vorige week, want Ajax had veel meer balbezit en de wedstrijd volledig onder controle. Waar het vorige week over het hele veld wat minder nauwkeurig was, bleef de onzorgvuldigheid dit keer beperkt tot de eindfase. Hoe kwam het dat Ajax moeite had met het creëren van echte kansen?

Teampositionering in balbezit
APOEL verdedigde kort voor de eigen zestienmeter met vijf verdedigers en vier spelers ervoor. Bij compact verdedigende ploegen is het van belang de ruimtes voor het eigen team zo groot mogelijk te maken in de breedte en lengte van het veld. In de eerste helft ontbrak regelmatig de breedte en stonden er veel Ajacieden voorin op lijn, zonder lengte in het veld. Krijgt één van deze spelers de bal in de as (of niet aan de zijkant), dan heeft hij geen aanspeelpunt op het middenveld 'onder' zich en moet er altijd gedraaid of gelopen gaan worden met de bal aan de voet. Dat speelt verdedigers in de kaart.

Ajax kwam daardoor sneller dan gewild in kracht-vretende duels terecht. Balverlies is vaak het gevolg en er moet opnieuw gestart worden met een aanval, nadat de bal weer heroverd is voordat er een mogelijkheid gecreëerd is. Ajax probeert wél de buitenspeler aan de zijlijn aan te spelen. De back van de tegenstander dekt daarop bijna altijd door. Op dat moment wordt er diepte gemaakt achter de back en zakt er iemand uit het middenveld in aan de balkant.

Het voordeel van een gebrek aan breedte is dat er ruimte ontstaat aan de zijkant voor een back om daar in te komen. Tagliafico is een speler die deze ruimte vaak prima ziet en weet te bespelen. De vraag is of zoveel spelers voorin op lijn plus nog een opkomende back aan de andere kant, niet een te groot risico met zich meebrengt in de omschakeling bij balverlies. Tegen APOEL was dit in ieder geval niet zichtbaar.


Met zes mensen staat Ajax op nagenoeg één lijn, in een breedte van 40 meter van de 68 in totaal. Diepte maken is maar beperkt mogelijk door de kleine afstand tussen de achterste linie en de keeper.

Manier van de bal vragen
Elke speler wil - normaliter - de bal hebben, waardoor het ook bij Ajax natuurlijk is om naar de bal toe te bewegen. Daar kleven grote nadelen aan. De ruimte wordt bijvoorbeeld direct verkleind, de aanname van de bal wordt lastiger en het wordt minder aantrekkelijk voor de speler met de bal om in te spelen. Gebeurt het met meerdere spelers tegelijk, dan wordt het een stuk minder eenvoudig om vooruit te voetballen. De diepte ontbreekt dan ook direct en het veld wordt smaller en korter. Dat was in de eerste helft regelmatig zichtbaar. De onderlinge afstemming ontbrak, mede door alle positiewisselingen.


Veltman aan de bal rechtsboven. Bijna iedereen beweegt zijn kant op. De drie meest dichtstbijzijnde spelers bewegen naar de bal toe (zie de blauwe pijlen). Inspelen is niet aantrekkelijk en het veld wordt verkleind, doordat eigen spelers plus in de meeste gevallen even veel tegenstander op de man met de bal afkomen. Ook Tadic en Martinez maken het veld kleiner. Met rood staan andere opties uitgetekend. Alvarez kan zich uit laten zakken en iemand wegtrekken. Tadic kan ook breder gaan staan, in de rug van de tegenstander.

Loopacties bij omschakeling naar aanval
Zeker een keer of vijf in de wedstrijd lag er ruimte om vanuit balverovering een kans te creëren. Daar werd weinig mee gedaan. Soms lag dat aan de slordigheid in de passing, maar het had ook te maken met de looprichting en timing. Wat vaak te zien is in Ajax-counters is dat spelers zonder de bal allemaal nagenoeg dezelfde looprichting voorwaarts hebben. Van kruisen of iemand die in de breedte beweegt of even inhoudt, is zelden sprake. Dat maakt het verdedigen betrekkelijk eenvoudig en ook in Amsterdam bleef APOEL in al deze situaties op de been.


Tadic loopt op met de bal. Neres en Huntelaar lopen samen met drie tegenstanders voor hem op een breedte van circa vijftien meter. Beide aanvallers lopen nagenoeg recht op het doel af (richting blauwe stip). Neres staat randje buitenspel en is te vroeg gestart. Zijn looprichting is op zich prima en de passlijn ligt open. De bal is echter net niet bespeelbaar voor Tadic. Belangrijk is dat de Braziliaan goed kijkt welke looprichting Tadic heeft, welke snelheid, of de bal voor zijn goede been rolt, ver of dichtbij hem is en of de Serviër ook ziet wat er gebeurt (oogcontact). En dat luistert zeer nauw. Huntelaar staat het verste weg maar blijft te dichtbij zijn opponent waardoor een pass over de grond door Tadic te makkelijk onderschept kan worden door de tegenstander van Ajax’ spits. Als Huntelaar hier eerst wat breder was gaan lopen had hij misschien niet direct zelf kunnen scoren. Hij had dan wel de bal kunnen ontvangen en was Tadic of Neres mogelijk dichterbij het doel wel een volgend aanspeelpunt geweest.

Conclusie
Dat het Ajax-spel er anders uitzag dan de vorige week, was duidelijk. Sommige zaken gingen beter, andere juist wat minder. Heeft het met de opstelling te maken? Lastig te zeggen. Er zijn vele factoren die een wedstrijd beïnvloeden. Na de 55e minuut was het in ieder geval een stuk makkelijker voetballen, doordat de tegenstander het veld langer maakte. APOEL zette wat hoger druk voorin, maar zonder voldoende bijsluiting van de rest van het team.

De veldbezetting en de manier van aanbieden, lijken wel direct te maken te hebben met automatismen die door vaker te spelen beter gaan lopen. De ene speler ziet beter dan de andere wat nodig is in bepaalde situatie. Topspelers hebben dat inzicht vaak meer dan subtoppers. Ergo: Frenkie de Jong, Lasse Schöne, Matthijs de Ligt en nu ook even Van de Beek zijn niet zomaar te vervangen. Het is afwachten of dit seizoen mannen als Martinez, Álvarez, Marin en Dest in staat zijn om hun voorgangers te benaderen.

Ruud Bijnen is als voetbalanalist werkzaam voor Almere City, heeft onlangs master in coaching aan het Cruijff Institute behaald en kijkt voor VoetbalPrimeur naar belangrijke wedstrijden.