Verbijsterend verhaal Botaka: 'Piloten moesten de raketten ontwijken'
Jordan Botaka, oud-speler van onder meer Excelsior en Fortuna Sittard, heeft bizarre weken achter de rug. De aanvaller, die uitkomt voor het Israëlische FC Ashdod, doet zijn verhaal over het vluchten uit de oorlog.
Het Israëlisch-Palestijns conflict trof ook Botaka. Ashdod, waar de aanvaller woonde, was een van de getroffen steden. Botaka was met zijn ploeggenoten afgereisd naar Nazareth, waar de wedstrijd tegen Maccabi Bnei Raina gespeeld zou worden. "Uit het niets hoorde ik ineens keihard gebonk op de deur van onze kamer. Wakker worden, het is oorlog!, schreeuwde iemand van de club. Ik was nog high van de slaap, maar toen was ik wakker en wist ik dat het geen droom was", zegt hij tegen Voetbal International.
Daarna volgden de meest angstige uren in het leven van Botaka. Hij wist met de grootst mogelijke moeite een vliegticket naar Parijs te bemachtigen. Zijn reis vanaf het vliegveld van Tel Aviv moest via Ashdod, waar het paspoort van Botaka nog lag. "Dat was zo'n enge rit... Er was niemand op de weg. Je krijgt constant telefoontjes, berichtjes, filmpjes van wat er allemaal gaande is. Je kijkt in de lucht en ziet de raketten boven je hoofd vliegen. Dan gaat je hartslag met ik weet niet hoeveel per minuut omhoog."
"Mijn handen waren aan het trillen op het stuur", vervolgt Botaka. "Overal militairen. Om de zoveel kilometer was er een post en moest je stoppen. Controle. Als ze je vertrouwden, mocht je doorrijden." Om 20.00 uur steeg het vliegtuig van Botaka op. "De piloten moesten er eigenhandig voor zorgen dat ze de raketten zouden ontwijken. Dan zit je daar. Het duurt tien, vijftien minuten voordat je het Israëlische luchtruim verlaat. Zat ik daar aan het raam, de hele tijd naar buiten te kijken."
Na twintig minuten kwam het verlossende woord. "Eindelijk kon ik mijn spieren een beetje ontspannen. Tegelijkertijd kreeg ik hoofdpijn. Barstende hoofdpijn", vertelt Botaka. "De inspanning die je hebt moeten leveren, was enorm zwaar. Daarna dwalen je gedachten af naar je ploeggenoten. Die heb je achtergelaten. Zij kunnen nergens heen, dat is hun thuis. Zij moeten alles meemaken, beleven. Het doet pijn om daaraan te denken."